Rond Inverness, de hoofdplaats van het noorden, blijkt een
heleboel te zien. We brengen dan ook vier dagen in deze omgeving door.
We beginnen onze aanloop naar Inverness vanuit het Noorden
traag, met een luie zondag. Daarbij horen de zondagskranten. Altijd een
genoegen, hier in het Verenigd Koninkrijk. In ieder dorp is er wel een lokale
kruidenier open, die een heel assortiment Sundaypapers heeft, variërend van de
tabloids tot de Times en hier in Schotland ook nog Schotse kranten. Wij
installeren ons met koffie en de Sunday Telegraph. Leuk, en we poetsen ons
Engels er mee op! Wat past er verder beter op zo’n dag na de koffie dan een
‘dram’ whisky. Die gaan we als ‘vriend van de whisky’ gratis (sic!) halen bij
Clynelish Distillery in Brora. Ook hier krijgen we weer een leuke rondleiding
en de uitleg over mout, wort en wash begint ons al bekend in de oren te
klinken. We leren onder andere dat de blend van Johnny Walker Gold voor een
groot gedeelte uit deze whisky bestaat. Helaas mag je ook in deze distillery
niet fotograferen.
Deze vaderdag-zondag is compleet als we het staartje oppikken
van de vintage-cars race, die in Tain deze middag is gehouden. We kunnen nog
net de verschillende opeenvolgende Austins bewonderen, die vader W decennia
geleden bezat.
Onze campingplek vinden we op Black Isle, ten noorden van
Inverness op de camping van de Camping and Caravanning Club in Rosemarkie.
Nu we toch op Black Isle zijn, maken we daar de volgende dag
een rondrit. Hoewel mensen speciaal bij de vuurtoren in Rosemarkie komen om
dolfijnen en walvissen te zien, blijft voor ons de zee gewoon glad: geen vin te
zien. Dat zal over een paar dagen anders
blijken te zijn als we hetzelfde water bekijken vanaf de andere kant, hoog op
Fort George. Daarover later meer.
Op Black Isle lopen we rond in het schattige dorpje Cromarty
en kijken jaloers naar de bloeiende borders bij de cottages. Overigens is Black
Isle verre van zwart. Het schiereiland is juist sappig groen en valt verder op
door de vele bloeiende bremstruiken.
Inverness is de belangrijkste grote plaats, hier in het
Noorden en is behoorlijk toeristisch met winkels met kilts, wollen truien, etcetera.
Na een paart uurtjes hebben we het wel bekeken. Via de drukke weg rijden
we langs Loch Ness naar Drumnadrochit,
de centrale plek aan Loch Ness. De geld-uit-de-zak-kloppende, quasi-wetenschappelijke tentoonstelling over
het Monster laten we maar zitten. Liever installeren we ons op de kleine
boerderijcamping, iets ten zuiden van het plaatsje en lopen teug voor een pint
op het terras van de lokale pub.
We kunnen Drumnadrochit natuurlijk niet verlaten zonder bij kasteel
Urquart en het Loch zelf geweest te zijn. Met een klein bootje maken we dan ook
een tocht over het meer en langs het kasteel. De vrolijke schipper is naar
eigen zeggen een ‘Jack of all trade’ en haalt ons eerst met een busje op van
het touristoffice om vervolgens zijn bootje te besturen. Hij weet veel over het
Loch te vertellen. Onder meer dat het dieper is dan de Noordzee en als trotse
Schot laat hij ook fijntjes weten dat Loch Ness even veel water bevat dan de
wateren in Engeland en Wales tezamen. Om het Monster moet hij zachtjes lachen.
“Wij klagen niet, een betere promotie hadden we ons niet kunnen wensen”, zegt
hij ervan.
In de omgeving ligt ook de Glenn Affric, een prachtig stuk
ongerepte natuur met inheems bos. We rijden er over een uiterst smal,
doodlopend weggetje heen en weer terug.
Een stukje terug, in de omgeving van Inverness, ligt
Culloden. Bij dit plaatsje heeft in 1746 een bloedige veldslag plaats gevonden
tussen de regeringsgezinde Engelsen en de Jacobieten, volgelingen van ‘Bonnie
Prince Charles’. Het Prinselijk leger, dat vooral uit Highlanders bestond, is
bij Culloden gruwelijk in de pan gehakt. In een strijd, die binnen het uur was
beslist, lieten 1500 Highlanders het leven. In de nasleep van de strijd
brandden de Engelsen kastelen en boerderijen af, werden Highlanders gevangen
genomen en gedwongen op plantages in Amerika te werken. De kilt, de doedelzak
en de Gallische taal werden verboden.
Ter plekke is een heel interessante tentoonstelling met en
over de hele geschiedenis. Leuk is, dat beide kanten van het verhaal steeds
worden belicht.
Toen we toch in Culloden waren hebben we ook nog de
‘Highland Games’van de plaatselijke middelbare school meegemaakt: een
sportavond met allerlei door leerlingen bemande kraampjes, dans- en muziekuitvoeringen en touwtrekwedstrijden,
allemaal op het immense sportveld van de school. Het hele dorp kwam kijken. En
wij dus ook; lokaler amusement kun je niet meemaken.
Er is nog meer te zien. Een paar kilometer verderop ligt
Cawdor Castle, een prachtig kasteel. Volgens de legende was MacBeth graaf van
Cawdor. Het kasteel is mooi en huiselijk ingericht en het publiek mag hier heel
wat kamers zien. Bijzonder voor ons is dat in een van de kamers een schilderij
van Albert Cuyp hangt, dat een gezicht op Dordrecht voorstelt. Bij het kasteel
hoort een al even mooie tuin, die – net als eerdere grote en kleine tuinen - er
jaloersmakend bij staat met bloeiende geraniums, papavers, Zeeuws knoopje en
vrouwenmantel.
Toevalligerwijze wordt hier morgen een aflevering van de
Engelse versie van Kunst en Kitch (hier Antiques on the Road geheten)
opgenomen. Vandaag is de BBC met trailers vol materiaal bezig om zitjes in de
tuin te maken voor de verschillende experts. Bordjes geven aan bij welk zitje
je terecht kan met grootmoeders vazen, juwelen, klokken of meubelen.
Cameramensen leggen dikke bundels kabel aan. Het mag duidelijk wat kosten!
Als nasleep van de slag bij Colloden is niet ver van
Inverness het Fort George gebouwd. Het enorme fort is nog altijd in prima
conditie. Het is destijds door de Engelsen uit voorzorg gebouwd om opstandige
Schotten onder de duim te kunnen houden. In de praktijk was dat niet nodig. De
Schotten kwamen niet meer in opstand en er is om die reden dan ook nooit een
kanon afgevuurd. Wel bleek het fort handig om de Fransen wat jaren later tegen
te houden. Heden ten dage maakt het leger nog altijd gebruik van het fort. We
zien onder andere een regiment doedelzakspelers in gevechtsuniform oefenen. Het
klinkt goed en ziet er ook in dat uniform indrukwekkend en strak uit.
Het fort ligt recht tegenover de punt van Black Isle, waar
we enige dagen eerder waren. Nu zien we wel de dolfijnen uit het water
springen, een fantastisch gezicht.
De laatste twee nachten brengen we steeds door voor het hek
van verschillende plaatselijke campings.
We kwamen beide keren iets na zessen aan en vonden een gesloten hek.
Omdat we toch geheel zelfverzorgend zijn, parkeren we dan maar (voordelig) voor
het hek.
Al met al hebben we deze vier dagen op ons gemakje –
inclusief het heen en weer rijden - ca. 440 kilometer gereden.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten